voor 4 personen
Verwarm de oven tot 180 graden. Halveer de krieltjes en leg ze in een pan met water. Kook ze 4 minuten. Giet de krieltjes af, laat afkoelen en leg de met de snijkant naar boven op een snijplank. Bestrooi flink met keukenzout. Pak steeds twee halve krieltjes en wrijf ze tegen elkaar, tot ze lichtjes beginnen te ‘schuimen'. Verdeel de krieltjes met de snijkant naar boven op een bakplaat met bakpapier en rooster ze in een halfuur knapperig. Je hebt geen olijfolie nodig.
Meng de panko met de fijngemalen gefrituurde uitjes. Breng de kabeljauw op smaak met peper en zout en haal ze door de bloem, het ei en vervolgens door de panko. Leg ze op een met bakpapier beklede bakplaat, breng nogmaals op smaak en bak 15-18 minuten mee in de oven bij de krieltjes.
Verdeel de doperwten in een grote koekenpan met 50 ml water en verkruimel het bouillonblokje hierin. Laat op laag vuur koken tot het water is verdampt. Voeg de munt toe samen met de hüttenkäse. Prak de doperwten tot een grove mash en breng op smaak met peper en zout.
Maak de remoulade door de kwark te mengen met de mosterd, het citroensap, de augurken, kappertjes en de kruiden. Breng op smaak met peper en zout.
Schep de doperwtenmash op een bord en verdeel hier de kabeljauw op. Maak af met de remoulade, de overgebleven bieslook, partjes citroen en serveer met de krieltjes.